marianneenruudopdefiets.reismee.nl

Bestemming bereikt: Saigon

Onze reis zit erop, we zijn eergisteren de hectische metropool Saigon binnen gefietst. Dankzij de prima route van het onvolprezen fietsreisbureau Asian Way Of Life hadden we nog een mooie laatste fietsdag tussen de rijstvelden en drakenfruitplantages, en hoefden we pas de laatste 15 kilometer over echt drukke wegen. En inmiddels zijn we zo vaardig geworden in het laveren tussen het Aziatische verkeer dat het ook een leuke belevenis was om over grote bruggen en zesbaanswegen aan te komen bij ons laatste hotel.

In het centrum van Saigon is het overigens goed toeven. De stad is minder vies dan sommige andere hier, er is weer een heel boeiend straatleven, er zijn parken, er heerst een uitbundige sfeer, er zijn ‘western style’ restaurants met Engelse menukaarten en niettemin verrukkelijk Vietnamees eten. En we hebben hier een dag langer dan we dachten! Bij aankomst in ons hotel zei men ons dat onze reservering voor een dag later was en toen we daarop ons vliegticket erbij haalden, bleken we een dag later terug te vliegen dan we in gedachten hadden. Een beetje suf, maar gelukkig konden we al een dag eerder in het prettige Silverland Hotel terecht. Voordeel is dat we een dag langer hadden om de stad te verkennen, nadeel dat we thuis een dagje korter zullen hebben voordat het werk weer begint.

En aldus hadden we alle tijd om op ons gemak de voorbereidingen voor de terugreis-met-fiets treffen. Eerst zijn we naar de door AWOL aangeraden brommerwasplaats gegaan om onze fietsen te laten ontdoen van alle stof. Ze werden door de ‘wasmannen’ stevig onder handen genomen: de waterspuit erop, schoonmaken met borstels en overvloedig sop, daarna droog geblazen en met glansmiddel geboend tot ze blonken in de zon. We zaten er ontspannen naar te kijken in de prettige wetenschap dat ons het vervelende karweitje bespaard bleef om ze zelf straks thuis te moeten poetsen, en rekenden daarna omgerekend 0,80 euro per fiets af. Wat een luxe! Daarna zijn we doorgefietst naar de dozenmaker, die de fiets voor ons heeft ingepakt in een kartonnen doos en die vervolgens bij het hotel heeft afgeleverd. En morgen brengt een taxibusje ons en de ingepakte fietsen naar het vliegveld. Dat is het voordeel van een economie waar diensten zo goedkoop zijn.

Gisteren hebben we daarnaast een stadswandeling gemaakt en de sfeer geproefd, vandaag hebben we een paar bezienswaardigheden van Saigon bezocht. Leuk was de Jade Emperor Temple, niet zozeer een pronkstuk als wel een taoïstisch/boeddhistisch/hindoeïstisch heiligdom (ze doen hier niet aan strikt in de leer zijn), waar het fascinerend was om te zien hoe gelovigen wierookstokjes, fruit, geld en andere offers brachten onder het devoot smeken om vervulling van hun hartenwens (althans zo kwam het op ons over), terwijl een soort priesters (voorgangers, sjamanen?) met uitermate achteloze gebaren en soms bijna verveeld rituelen volvoeren. Tussen al dat drukke bidden en geprevel door roepen dan nog mensen naar elkaar, loopt een soort koster met een sigaret bungelend tussen de lippen oude bloemen op te ruimen, en flitsen de camera’s van een enkele toerist. (Het opmerkelijkste ritueel dat we – een week eerder in een andere tempel – hebben gezien ging als volgt: de gelovige/smeker gaf een schaal eten plus een briefje (met een wens?) aan de voorganger, de voorganger streek met dat briefje uitvoerig over een beeldje van een tijger, daarna legde hij het briefje voor de geknielde gelovige, die er drie keer met zijn/haar schoen op moest slaan, daarna pakte de voorganger het briefje weer op, stak het in brand, maakte er nog een paar strijkbewegingen langs de tijger mee, en gooide het ten slotte in een bak. Zeer groot was daarbij het contrast tussen het intense geprevel van de gelovige en de achteloosheid waarmee de voorganger zijn gebaren en gebeden volvoerde)

Daarna hebben we een bezoek gebracht aan het War Remnants Museum, voorheen het Museum of Chinese and American War Crimes. Erg aangrijpend zijn de foto’s van de slachtoffers van de door Amerikaanse vliegtuigen afgeworpen napalm en Agent Orange. En als je deze en andere oorlogsverschrikkingen ziet, word je, net als in Cambodja, vervuld met bewondering voor de manier waarop de mensen hier het leven weer hebben opgepakt. De visie die het museum geeft is erg eenzijdig, maar begrijpelijk is dat wel.

Nou, dit was ons laatste bericht uit Zuidoost-Azië. Donderdagochtend vroeg arriveren we op Schiphol. We nemen mooie herinneringen en een heel relaxt gevoel mee terug, dat we hopelijk een beetje kunnen vasthouden. Het was ontzettend leuk al jullie reacties te krijgen. Heel erg bedankt daarvoor.

Nog een paar faits divers:

Totale gefietste afstand: 4600 km

Aantal fietsdagen: 52 (op 86 dagen in totaal)

Bezochte landen: vier (zes keer de grens overgestoken, waarvan twee met gezondheidscontrole)

Meest gezien op de weg: brommers, een stuk of tien miljoen

Beste uit de test: Thailand: Chang, Laos: Beer Lao, Cambodja: Angkor, Vietnam: Saigon Special

Aantal lekke banden: één, nog voor we één meter gefietst hadden

Grappigste anekdote, ons in Laos verteld door een rondreizend Zwitsers gezin met drie kinderen, de jongste een driejarig blond meisje met blauwe ogen, dat ze moesten beschermen tegen alle aandacht van de Laotianen. Ze bezochten een ‘authentiek’ dorp en waren bezig de pittoreske hutten te fotograferen, toen er uit een van die huisjes bewoners kwamen, gewapend met een tablet, die hun dochtertje grepen om vervolgens met die tablet foto’s van zichzelf en dat unieke dochtertje te maken.

Pijnlijkste anekdote: in Laos zijn we een dag uit wandelen gegaan met een Nederlands stel met een zoontje van vijf. We konden het goed met elkaar vinden. Een ander Nederlands meisje, dat ons gezien had, zei tegen ons dat het een leuk gezicht was geweest om ons vijven samen te zien lopen. ‘Het leek net alsof hij daar met zijn echte oma en opa liep,’ sprak zij argeloos.

Leukste belevenis: dat zouden we allebei niet precies kunnen zeggen. We kijken terug op een prachtige en heerlijke reis, waarbij we hebben mogen genieten van de gastvrijheid en vrolijkheid van de mensen hier, van dat typische Aziatische levensgevoel met zijn onbekommerdheid en acceptatie van alles wat er gebeurt, van de onverwachte gebeurtenissen, ontmoetingen en waarnemingen die reizen zo leuk maken.

In de Vietnamese Mekongdelta

Na de rust op het eiland Phu Quoc nemen we de boot naar het Vietnamese vasteland en fietsen we naar het zuidoosten, de Mekongdelta in. Wat maken ze toch veel lawaai, die Vietnamezen! Of je nu op de weg bent, in een restaurantje zit te ontbijten, op je hotelkamer ligt, op het aantal decibellen zit geen limiet. Op de weg wringen bussen en 4WD’s zich luid claxonnerend tussen de knetterende brommers door. In het restaurantje schreeuwt de ober nog harder dan de gasten. In het hotel horen we rond vijf uur ’s ochtends van buiten de pseudo-communistische retoriek door de speakers schallen, en even later vertrekt het gezin in de kamer naast ons al deuren smijtend, roepend en rochelend.

In dit deel van de delta komen vrijwel geen westerlingen, en al maakt het hier een ontwikkelder en welvarender indruk dan de meeste delen van Laos of Cambodja, we worden hier vaker aangestaard, maar ook wel uitbundig gegroet. Soms blijft een brommer even naast je rijden en word je door bestuurder (en bijzitters) een poosje aangestaard, waarna die uitdrukkingloos weer verder rijdt. Misschien denkt zo iemand: die is gek. Het komt ook voor dat je door een kind langs de weg even wordt aangestaard waarna het – ha hááhhh – al naar je wijzend in lachen uitbarst. En vooral jongeren zwaaien naar je met een victoriegebaar.

We fietsen door een waterlandschap dat soms sterk aan Noord-Holland doet denken, met sloten, bruggetjes van de weg over een sloot heen naar de huizen, en rietachtige velden. Soms heeft het iets van de Biesbos. Alleen groeien er bij ons geen palmen en bananenbomen aan de oevers. Een andere overeenkomst is de polderwind die je ook hier altijd tegen lijkt te hebben, maar koud is het hier niet: om zeven uur fiets je al in je mouwloze shirt en een uur later is het eerste bidonnetje alweer leeg.

Maar afgezien van de Biesbos-achtige gedeelten is de Mekongdelta vooral de fruit- en rijstschuur van Vietnam. We fietsen soms tientallen kilometers lang tussen fruitboomgaarden: mango’s, papaja’s, bananen, ananas, lychees, drakenfruit en andere soorten die we niet kennen. In de nattere gebieden strekken velden met nieuw geplante rijst zich uit tot in de verte, even vlak en heldergroen als goed onderhouden gazons.

De grond, feitelijk bestaande uit slib dat gedurende miljoenen jaren door de Mekong is aangevoerd, is hier bijzonder vruchtbaar. Het lijkt hier een land van overvloed, met al die boomgaarden, de rijstvelden en groentebedden, de vele fruit- en groentestalletjes aan de weg. Naast al die landbouw leeft men hier van de visvangst en visteelt: vermoedelijk wordt veel van de reuzengarnalen en pangasius die wij in Nederland graag eten, hier gekweekt. We zien eindeloos veel garnalenbassins (waarvoor steeds meer mangrovebos het veld moet ruimen), en op de markten zien en ruiken we allerhande vis (naast allerlei vlees, waaronder ook rat en slang). Als je ergens krab moet eten, is het hier, besluit ik als ik ’s avonds in een restaurant de menukaart opensla. Behalve kikker, schildpad en slang hebben ze ook krab in curry, wat ik in een vlaag van overmoed bestel. Ik hoopte nog even dat curry zou bestaan uit stukjes krab en groenten in saus, maar even later brengt men ons een complete krab, drijvend in een plas loeischerpe currysaus, plus een tang. We bekijken het dier eens goed en concluderen dat aan het lijf niets te halen valt. De ober ziet ons aarzelen en stuntelen en maakt met gebaren duidelijk dat we een schaar moeten kraken. Na veel gehannes lukt het een glibberig stuk schaar kapot te kraken en het vlees van de pantserscherven te ontdoen en houden we een stukje vlees ter grootte van een walnoot over, dat inderdaad heel smakelijk is. Maar een krab heeft maar twee scharen, daarna moeten we aan de zeer dunne poten beginnen. Marianne geeft het na één stukje poot al op, ik kraak driemaal zo’n stukje poot kapot en kan dan na veel geprutst een stukje vlees ter grootte van een erwt opeten. Heerlijk hoor, afgezien van het gekners van de aanklevende stukjes schaal tussen mijn kiezen en de scherpe saus die inmiddels van mijn vingers druipt. Na minutenlang gepruts met het tweede pootje, waarbij de glibberig geworden tang telkens uit mijn hand schiet, geef ik er ook de brui aan. Gelukkig kunnen we onze maag vullen met de gebakken rijst. Bij het afrekenen blijkt de krab meer te kosten dan de hotelovernachting, maar ach, echt veel is het nog steeds niet.

Interessanter dan onze culinaire avonturen is natuurlijk toch gewoon het land en de mensen zien. Woorden die onze indruk samenvatten, zijn: druk, uitbundig, vrolijk, rumoerig, turbulent, en overal handel. De helft van de fietsen en brommers is bepakt met handelswaar: van fruit en broodjes tot keukengerei en speelgoed. Op de kanalen varen particuliere bootjes met mango’s tussen de vrachtschepen. In de steden en dorpen wordt de stoep versperd door eetkraampjes, soepverkopers, marskramers met loten en uitgestalde winkelwaar. Dat maakt het overal ontzettend levendig. De grote stad Can Tho, gelegen aan de Hau-rivier, een van de zijarmen van de Mekong, maakt als we daar ’s avonds rondwandelen een overdadige indruk. Verlichting in schreeuwende kleuren op de boulevard, grote rondvaartboten met dito verlichting en dreunende muziek, waarvan na het aanmeren een enorme stroom passagiers afkomt die allemaal druk pratend en vrolijk lachend naar hun brommers lopen. In de verte licht de gigantische tuibrug over de Hau op in groene en rode tinten onder zijn schijnwerpers. Het was een indrukwekkende ervaring om de volgende ochtend die brug van 2,75 kilometer, het symbool van de vooruitgang in Vietnam, over te fietsen. Maar al lijkt Vietnam een razende economische ontwikkeling door te maken, je ziet hier ook schrijnende armoede. Er zijn veel bedelaars, en nog veel meer lotenverkopers – bijna ook een soort bedelaars. Gisteren zagen we een vrouw een grote kar voortduwen, beladen met oud ijzer, papier en plastic dat ze bij winkeliers ophaalde. Ze zag er gegroefd, dodelijk vermoeid en verwaarloosd uit. En bij een zeer druk, vies en lawaaiig kruispunt zagen we een man met zwaar misvormde benen op een laag karretje, bedelend bij de brommers en auto’s die even voor het stoplicht stonden te wachten. Hij had een smartelijk en gekweld gezicht dat ik niet snel zal vergeten. Ondanks het communistische vernisje lijkt Vietnam in sommige opzichten een keihard land, waarbij vergeleken Nederland ondanks alle bezuinigingsmaatregelen nog steeds een sociaal paradijs is. Laten we er zuinig op zijn.

Tet

De laatste dagen in Cambodja

We zijn blij dat we weer op de fiets zitten na een paar drukke steden en lange busreizen. We fietsen door zuidelijk Cambodja: vanuit de badplaats Sihanoukville naar de sfeervolle provincieplaatjes Kampot en Kep. In Kampot hebben we zoutvelden bekeken waar het water eruit dampt tot het overgebleven zout wordt opgeslagen in de houten schuren. We fietsen regelmatig over leuke weggetjes langs de kust waaraan paradijselijke strandjes liggen.

Nieuwjaarfeest in Vietnam

Maandag 8 februari verlieten we Cambodja en passeerden we de grens met Vietnam. Dat ging vlot; we hadden de visa voor Vietnam al in Nederland geregeld. Wel kregen we natuurlijk opnieuw een gezondheidscheck à 1 dollar p.p.; mijn temperatuur was gedaald tot 35.2 maar ik mocht toch Vietnam binnen.

Wat we echter niet wisten is dat het Chinees nieuwjaar was. We merkten het al in Cambodja. Er werden voorbereidingen voor een feest getroffen. Ze hadden weliswaar al 1 januari een beetje nieuwjaar gevierd en Cambodjaans nieuwjaar wordt pas in april met een tweedaags feest gevierd. Maar blijkbaar wilden ze ook het Chinese nieuwjaar meevieren (welke jaartelling zouden die Cambodjanen eigenlijk aanhouden?). We zagen mooi versierde huizen en er werd veel geofferd. In een cafeetje waar we koffie dronken lag zelfs een heel gegrild varken voor het huisaltaartje. Op andere plekken zagen we papieren huizen en auto’s in vlammen opgaan. Ook leek ons dat er veel nepgeld (althans dat nemen we aan) werd verbrand. Kleine kinderen stonden met grote ogen te kijken hoe hun ouders een beetje achteloos al die papieren nepspullen in het vuur gooiden – het leek alsof ze het ritueel afwerkten om aan hun plicht te hebben voldaan, maar waarschijnlijk zullen ze al die moeite toch ook doen omdat ze hopen dat de offers geluk brengen.

Maar goed, die Cambodjanen houden wel van een feestje, liefst met veel harde muziek. Zo zijn we onderweg al heel wat bruiloften gepasseerd. Het hele dorp wordt dan uitgenodigd , een feesttent klaargezet met heel veel stoelen, meestal in twee kleuren (voor de familie van de bruid en de bruidegom) en loeiharde muziek. Meestal horen we al kilometers van tevoren dat er een bruiloft gaande is, tegen de tijd dat we het feestgebeuren passeren is de muziek werkelijk niet om aan te horen zo vervormd door het enorme volume. Iemand brult van alles door de microfoon (waarschijnlijk over het bruidspaar, de spreker moet er zelf om lachen maar het publiek niet) en mensen kijken voor zich uit, maar praten lukt niet. Ik vraag me af hoeveel slechthorenden mensen hier rondlopen (Kentalis zou hier nog een extra locatie kunnen openen, hier zijn meer dan genoeg cliënten).

En nu, hier in Vietnam, wordt het Chinees nieuwjaar (het Tet-feest) in ieder geval heel uitbundig gevierd. De eerste dag vonden we het nog leuk om mee te maken. Veel mensen op straat, veel zaken gesloten. Van een Engelsman die hier al jaren woont hoorden we dat het onduidelijk is hoe lang het Tet-feest duurt: 3 – 5 dagen, maar sommigen gaan nog langer door. Op een gegeven moment lijkt het gewone leven weer een aanvang te nemen.

Wijzelf gingen echter tweede nieuwjaarsdag gewoon verder op pad, tezamen met héél veel andere Vietnamezen op hun brommertjes. Er is weliswaar nauwelijks vuurwerk met Tet, maar wel een enorme explosie van mensen die allemaal op weg gaan naar hun familie en naar feesten. Het leek wel onze zwarte zaterdag. Iedereen in Vietnam leek zich, luid toeterend, te verplaatsten. We werden gepasseerd door wel duizenden brommertjes met meestal hele gezinnen of meerdere generaties op de brommer: de kleinste voorop tussen de benen van zijn vader, dan een of twee kinderen achter hem gepropt en meestal sluit moeder de rij. Allerlei benen zie je buitenboord hangen, met als gevolg dat we nogal eens verloren schoenen op de weg zien liggen – soms zo’n klein zielig eenzaam kinderschoentje.

De door de reisorganisatie beschreven rustige en leuke route die we zouden gaan volgen, was dat helemaal niet. We hadden alle aandacht nodig voor het verkeer en weinig gelegenheid om om ons heen te kijken. De bussen die ons luid toeterend inhaalden puilden uit van alle mensen.

Toen we uiteindelijk op de plaats van bestemming kwamen bleek onze geplande boot voor het eiland vol te zitten. Vietnamezen zijn enorme sjacheraars. Een van de vele mannetjes die op de kade rondhing wilde ons aan een bootkaartje helpen, wel voor bijna het dubbele bedrag van de officiële prijs. Onnozele toeristen als wij zijn, stemden we daar natuurlijk mee in. Het blijkt dat er op de zwarte markt blijkbaar nog wel wat te koop is. We moesten even wachten, hij rijdt met zijn brommertje weg, komt terug met twee tickets, wij betalen het bedrag en hij scheurde met een brede glimlach weg. Hij had een goede slag geslagen.

Maar ja… toen zaten we op het eiland en bleek alles weer volgeboekt te zijn voor de terugtocht naar het vasteland. De 22e februari zou er pas weer plaats zijn volgens het reisbureautje aan de overkant van ons hotel, we zouden tien dagen moeten wachten! Dat konden we ons niet voorstellen, maar we werden er wel onrustig van want de 23e vliegen we terug naar Nederland. We werden doorverwezen naar het hoofdkantoor van de ferrymaatschappij. Daar bleek alles weer mee te vallen. We konden (weliswaar een dag later dan we hoopten) een terugreis boeken, en ditmaal tegen de normale prijs.

En een dagje langer hier blijven is beslist geen straf: het tropisch eiland Phu Quoc is heerlijk. Het is veel groter dan we hadden verwacht, met brede verbindingswegen, maar de kleine onverharde wegen zijn heel rustig en daarover fiets je dan heerlijk door de jungle. Ruud kreeg er geen genoeg van en is in alle vroegte nog een tocht alleen gaan maken.

Verder heb je hier natuurlijk heerlijke stranden, hoewel dat niet helemaal aan ons besteed is. Een uurtje aan het strand vinden we al snel genoeg, maar fietsen langs de zee en de stranden is wel weer leuk… En verder lekker luieren en lezen op het terrasje voor ons huisje.

Morgen gaan we met de boot weer terug naar het vasteland en gaan dan in onze laatste hele week hier door de Mekong-delta fietsen. Een gebied even groot als Nederland, en even plat. Kunnen we alvast weer een beetje wennen…

Khmer-tempels en de Rode Khmer

De afgelopen week hebben we de toerist – wat we tenslotte ook zijn – uitgehangen in Siem Reap, de stad bij het tempelcomplex Angkor Wat, en daarna in Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja. Veel spectaculairs hebben we derhalve niet meegemaakt, wel veel bijzonders gezien.

Want die Khmers hebben me een hoop tempels bij elkaar gebouwd, zo pakweg tussen de negende en de veertiende eeuw. De meeste gebouwen zijn geconcentreerd in een gebied van zo’n 20 bij 20 km, er zitten complete tempelsteden bij waar ooit tienduizenden monniken woonden en bij plechtigheden groepen van tienduizend dansers optraden, als je de historici mag geloven. Dat alles ter ere van Shiva, Vishnu en andere hindoeïstische goden, die op de tempels en torens zeer veelvuldig staan afgebeeld in hun talloze incarnaties (met twee armen, acht armen, als dier, als boeddha-achtig figuur, vliegend door de lucht, enzovoort), naast allerlei andere goden uit het hindoeïstische pantheon. Het is werkelijk enorm groot, maar halverwege de vijftiende eeuw werd het complex vrijwel verlaten, niemand weet precies waarom (de Khmer schreven op palmbladeren en die zijn allemaal verloren gegaan).

Zelf vond ik het complex het mooist waar de tempel deels was ingestort en overgroeid met reusachtige bomen. Tussen die overweldigende natuur zie je dan de verstilde stenen godengezichten en sierlijke tempelgevels – een schitterende combinatie. Ook weergaloos waren de in de muren gebeeldhouwde reliëfs, die mythische verhalen, scènes uit het dagelijks leven en vooral heel veel oorlog en strijd uitbeelden.

Angkor Wat trekt ieder jaar meer toeristen. Het stadje Siem Reap is inmiddels uit zijn voegen gegroeid en heeft nu vijfhonderd hotels met nog eens vele nieuwe in aanbouw. Op een gegeven moment zullen ze iets op die aanwas moeten verzinnen: op de smalle wegen door het complex heb je soms opstoppingen door de vele busjes en tuktuks vol toeristen, en met name het aantal Aziatische reisgezelschappen neemt zo toe dat je soms door de Chinezen de tempel niet meer ziet.

Na drie ontspannen bezichtigingsdagen hebben we, gezien de drukke hoofdwegen in Cambodja, de ruim driehonderd km van Siem Reap naar Phnom Penh per bus afgelegd. De fietsen overleefden de reis in het bagagecompartiment prima, maar ik (Ruud) moest in Phnom Penh wel een fietsenmaker gaan opzoeken omdat er tijdens het pedaleren inmiddels dermate onsympathieke geluiden uit de achteras van mijn Travelmaster kwamen dat ik het niet meer vertrouwde. We vonden een moderne fietsenmaker, die constateerde dat het freewheel inderdaad gebroken was. Een nieuw freewheel hadden ze niet voor mijn supermoderne fiets, maar geen nood: de fietsenmaker scharrelde ergens een complete passende tweedehands naaf op, verving alles, spaakte het wiel opnieuw, en de fiets rolde weer als vanouds. Kosten: 25 dollar. Over geld gesproken: voor zes dollar ben ik in Phnom Penh geknipt en met een echt scheermes gladder geschoren dan ooit (Marianne: aan mijn haar komt alleen mijn eigen kapper in Nijmegen). Ook haren in neus, op oren en hals werden zorgvuldig verwijderd.

Verder hebben we in Phnom Penh het nationale museum (prachtige beelden) en het nationale paleis (viel een beetje tegen) gezien, en zijn we naar Choeung Ek geweest, doorgaans de Killing Fields genoemd: een van de executieplekken in Cambodja waar de Rode Khmer in de jaren zeventig enkele tienduizenden mensen vermoordde (in totaal drie miljoen, op een bevolking van acht miljoen, onvoorstelbaar). Bijna alle gebouwtjes zijn er weer afgebroken, maar de uitstekende audiotour geeft een goed beeld van wat er allemaal gebeurd is, naast het indrukwekkende gedenkmonument waarin de beenderen van zo’n tienduizend slachtoffers verzameld zijn. Het was erg aangrijpend, en het doet je eens te meer beseffen hoe makkelijk een dictatoriale heilsleer mensen tot de meest afschuwelijke, krankzinnige daden kan aanzetten. Het had ook wel iets vervreemdends om al die westerlingen – zwijgend met een koptelefoon op – met bedrukte, ontzette gezichten rond te zien lopen over dat terrein waar zoveel verschrikkelijks is gebeurd. Een Cambodjaan heb ik er niet gezien, afgezien van twee bedelaars aan de andere kant van de omheining om het terrein.

Inmiddels zijn we aan zee. We hebben opnieuw de bus gepakt, naar Sihanoekville aan de zuidkust van Cambodja. We hebben veel bijzonders gezien, maar verheugen ons toch ook weer op het fietsen de komende dagen en gewoon kijken naar het dagelijks leven en het landschap hier.

Van de 4000 eilanden (Laos) naar Siem Reap in Cambodja

Donderdag 21 januari, rustdag op Don Khong

We besluiten vandaag eerst een stukje te gaan toeren op dit eiland ter grootte van Texel, schat ik. Na zo’n 20 km, bijna halfweg het tochtje, blokkeert het freewheel van mijn Santos Travelmaster opeens. Ik kan nog wel fietsen, maar mijn Travelmaster is een soort doortrapper geworden want zodra ik de pedalen stilhoud klapt de ketting dubbel. Eens te meer blijkt het lastig dat we beiden (zeer) matige sleutelaars zijn. Terug in het hotel maak ik de fiets goed schoon, vooral het stukje naaf achter het grootste kransje, waarna het freewheel weer echt een freewheel is. Ik stuur een mailtje naar onze fietsenmaker thuis en hoop er maar het beste van.

Daarna nemen we een lekkere duik in het zwembadje van ons hotel, en lezen en luieren de dag verder door.

Vrijdag 22 januari, van Don Khong naar Don Khone

Een heerlijk boottochtje van zo’n anderhalf uur brengt ons naar het volgende grotere eiland in de eilandenarchipel in dit deel van de Mekong. Don Khone is wat toeristischer dan Don Khong, met flink wat backpackers en Franse en Aziatische reisgezelschappen, maar het is ook sfeervol en gewoon een heerlijk tropisch eiland met vele palmen, een beetje (niet ongerepte) jungle met een onverhard pad erdoorheen waarover je een leuke tocht kunt maken. En ’s avonds weer heerlijk oosters eten op een terrasje aan de Mekong.

De fietsenmaker bericht dat de XT-naaf van de Travelmaster vaker kuren heeft met het freewheel. Leuk is dat. Maar hij is bereid zo nodig een nieuw wiel op te sturen.

Zaterdag 23 januari, toeren op Don Khone en zustereiland Don Det

Vandaag staat een sight seeing per fiets op de beide kleine eilanden op het programma. We fietsen eerst naar de oude stoomlocomotief, een van de laatste overblijfselen van de spoorlijn die het Franse koloniale bewind begin twintigste eeuw had aangelegd om de stroomversnellingen van de Mekong te omzeilen. Het lijntje had voortdurend problemen, was niet rendabel en werd na 1945 alras door jungle overwoekerd; de locomotief werd rond 1990 teruggevonden en staat hier nu tentoongesteld. Daarna fietsen we naar die indrukwekkende stroomversnellingen, en toeren nog wat over de beide tropische palmeneilanden. Het verdere middag- en avondprogramma is zeer, zeer rustig. Mijn fiets houdt zich prima, en we besluiten het voorlopig maar aan te zien.

Zondag 24 januari, van Don Khone (Laos) naar Stung Treng (Cambodja)

Om acht uur in de ochtend brengt een bootje ons terug naar de hoofdweg naar Cambodja, op het vasteland. We bezoeken eerst nog de Khone Phapheng-waterval, de grootste van Zuidoost-Azië, die zich over bijna een kilometer uitstrekt. Indrukwekkend natuurschoon.

Daarna nog een halfuurtje fietsen en dan komen we aan bij de grensovergang naar Cambodja. Het is opnieuw weer een aparte ervaring. Eerst moeten we een gezondheidscheck ondergaan: een formulier invullen met naam, adres, geboortedatum etc, plus een meerkeuzevraag of je gezondheidsklachten hebt (altijd nee invullen!) en dan wordt onze temperatuur gemeten met een apparaatje dat men bij onze hals houdt. We blijken allebei 36,1 te hebben en worden gezond verklaard. Daarna dienen we voor deze service 1 dollar te betalen. Dank u.

Dan naar het volgende loket, waar we opnieuw een formulier moeten invullen met naam, adres, beroep, doel van onze reis en nog zo wat. Dan weer naar een ander gebouwtje waar we het formuliertje, een pasfoto en 35 dollar overhandigen voor ons visum. Vervolgens met het van een visum voorziene paspoort naar een volgend en laatste gebouwtje om je inreisstempel te halen en uiteraard weer een formulier in te vullen. Sommige mensen moeten voor dat stempel nog eens twee dollar betalen, anderen (onder wie wij) niets. Niemand weet waarom. Wij denken klaar te zijn en fietsen weg, maar worden teruggefloten door een geüniformeerde en ietwat geïrriteerde douanier die toch nog eens ons paspoort wil zien. Het blijkt in orde te zijn en we mogen door.

De eerste kennismaking met Cambodja is wat grimmig. De hutten en dorpjes zien er zeer armoedig uit. In de weg zitten af en toe enorme gaten, en er zijn forse stukken ongelooflijk stoffig gravel. En op heel veel plaatsen worden niet alleen akkers afgebrand, maar ook hele stukken bos, waarschijnlijk om plaats te maken voor palmolieplantages die we ook af en toe tegenkomen. Eenmaal laait het vuur zo hoog en dicht bij de weg op, dat we door een verzengende oven lijken te fietsen. Enorme zwarte rookwolken verduisteren af en toe de hemel. Wie pessimistisch is over het milieu, vindt hier bevestiging.

Het stadje waar we aankomen, Stung Treng, blijkt dan weer leuker dan verwacht. Een prettig hotel, eten bij Mr T die een buskaartje voor ons regelt (we doen morgen een stuk met de bus omdat we de dagafstand van 142 km te lang vinden), interessante gesprekjes met een Franse en een Engelse fietser.

Maandag 25 januari, van Stung Treng naar Kratie

Om half zeven zijn we, samen met een ander Nederlands fietsstel, present bij Mr T voor de bustocht. De bus is vrijwel leeg, onze fietsen worden gewoon op de achterste stoelen gelegd. Na ongeveer een uur bussen stappen we uit om de overige 80 km zelf weg te trappen. Het ziet er hier wat minder armoedig uit. De bouwstijl van huizen en tempels is anders dan in Laos: hoekiger en grilliger, ook zien we hier meer paalwoningen. Wel worden we weer even enthousiast begroet: als een compleet jong gezin van vier op een tegemoetkomende brommer mij enorm hartelijk ‘Hello!’ toeroept, denk ik: waar heb ik dit eigenlijk aan verdiend? De laatste 50 km fietsen we weer langs de Mekong, over een smalle weg met veel lintbebouwing, De school is net uit en soms zwelt er achter ons een pelotonnetje meefietsende scholieren achter ons aan, hun oude brikken piepend en knarsend en zij lachend en roepend. Het kinderkoor van ‘Hello’s’ zwelt nu helemaal tot ongekende proporties aan.

In Kratie blijkt dat wij onze intrek in hetzelfde hotel hebben genomen als het Nederlandse stel. Tegen zonsondergang drinken we samen een biertje, waarna we met zijn vieren ergens curry gaan eten. Het wordt een heel genoeglijke avond, met natuurlijk ook uitwisseling van fietsverhalen .

Dinsdag 26 januari, van Kratie naar Stung Trong

Op het deel van de tocht over de provinciale weg van vandaag blijkt dat hier in Cambodja wat wilder gereden wordt. Duidelijk is dat vooral de Cambodjaanse buschauffeur een hekel heeft aan remmen. Als hij op een langzamer voertuig voor hem stuit, zet hij zijn lichten aan, drukt op de claxon en gooit het stuur naar links. Het tegemoetkomende verkeer moet maar zien hoe het zich redt. Wij duiken de berm in, maar ik vraag me af wat er gebeurt als er om die bocht net ook een bus aankomt. Een beetje eng vinden we het toch wel, en we nemen ons voor straks op hoofdweg 6 naar Siem Reap heel alert te fietsen.

Gelukkig kunnen we na zo’n 30 km een secundaire weg langs de Mekong nemen, een heerlijk weggetje omzoomd door palm- en andere fruitbomen, waar met alle lintbebouwing veel te zien is, af en toe een mooie tempel en weinig verkeer! Het is bijna jammer als we in onze plaats van bestemming aankomen, waar slechts heel eenvoudige accommodatie is en verder weinig te beleven valt. Wat de stoffige eetstalletjes te bieden hebben ziet er te ondefinieerbaar uit, maar het lukt ons zowaar ergens een pizza en een tosti te scoren.

Woensdag 27 januari, van Stung Trong naar Kampong Thom

De komende dagen wordt het kilometers maken naar Siem Reap met het befaamde tempelcomplex Angkor Wat. We verlaten de Mekong en het blijft tot Siem Reap vlak landschap, met lintbebouwing afgewisseld door dorre rijstvelden (het is het droge seizoen) waartussen her en der groepjes palmbomen staan. Een beetje saai, maar door alle menselijke activiteit op en naast de weg is er toch genoeg te zien. In Kampong Thom blijkt het gloednieuwe en brandschone guesthouse met de enthousiaste jonge eigenares een prachtige VIP Room met zeer fraai gevouwen handdoeken te hebben, voor maar 20 dollar. We eten in het nabijgelegen ‘foreigners restaurant’ en blijven verder vooral op de kamer, want we zijn vermoeid en Kampong Thom is een drukke en stoffige stad.

Donderdag 28 januari

We besluiten te proberen de 148 km naar Siem Reap vandaag in één keer te overbruggen, want de accommodatie halfweg is volgens de routebeschrijving nogal matig en spartaans. Het belooft warm te worden, we vertrekken om zeven uur. We vrezen een beetje voor de wegwerkzaamheden die volgens de routebeschrijving op weg 6 gaande zijn, maar die blijken erg mee te vallen. Sterker, we zoeven over het grotendeels nieuwe asfalt, en hebben er rond het middaguur al 100 km op zitten. Na een poosje raak je als fietser op zo’n lange tocht in een soort roes. De benen zijn soepel in cadans, de hemel is strakblauw, de temperatuur een heerlijke 32-34 graden, om de paar uur gooi je een cola, een taartje of broodje en een paar bananen erin, trappen, trappen, trappen, heerlijk dat briesje dat opsteekt, de wind koel tegen mijn huid en ik voel mijn spieren automatisch aanspannen om dezelfde tred te houden, er treedt een soort trance in maar je bent ook superalert, je houdt die hond in de gaten en zwaait naar de roepende kinderen en zwenkt vaardig om dat gat heen en geniet van die prachtige witte Indiase bultrunderen daar op dat rijstveld, het landschap lijkt door je zintuigen naar binnen te stromen en achter je weg te stromen, trappen, kijken, trappen, kijken – I’m a cycling machine (and I like it).

De laatste vijftig km speelt ons niet zozeer de opkomende vermoeidheid parten, maar vooral dat je overal last van krijgt: je zitvlak, tintelende handen, pijnlijke polsen en schouders. Ook wordt de weg nu toch slechter, gravel aan de zijkant en veel stof. De voldoening is dan ook groot als we rond halfvier in het drukke Siem Reap arriveren. Het is even zoeken naar de zijweg waaraan de Golden Mango Inn ligt, waar we een kamer hebben geboekt. Als dat een heerlijk plekje blijkt te zijn, en wij zeer vriendelijk ontvangen worden met een glas limonade en zo’n verfrissende handdoek, zijn we weer de koning te rijk. Vanavond lekker relaxen, en dan gaan we de komende dagen Angkor Wat bezichtigen, uiteraard per fiets.

Langs de Mekong naar het zuiden

Vrijdag 16 januari 2016, van Ban Song Khon naar Khong Chiam

Vandaag alweer de laatste dag in Thailand. We hebben nu negen dagen in zuidelijke richting langs de Mekong gefietst, en morgen steken we de door de Japanners gebouwde brug over de Mekong naar Pakse over. Wat fietsen en landschap betrof waren het ietwat saaie etappes: vlak landschap, een vaak rechte, soms drukke weg, niet al te veel te zien in de steden en stadjes waar we doorheen kwamen. Afgezien van een enkele westerse oudere jongere in gezelschap van een jonge Thaise kwamen we dan ook geen toeristen tegen. Kortom, we fietsten door het echte Thailand (whatever that may be), en de relaxte sfeer, het heerlijke weer en het Thaise leven dat zich rond je afspeelt, maakten het toch weer tot een heel aangename tocht. Ze hebben ook humor, die Thai. Toen we vanmiddag aankwamen in ons resort van vandaag (een groepje bungalows in een rommelig tuintje met een rommelig kantoortje erbij heet hier algauw een resort), bracht een jongeman ons naar het kantoor waarbinnen een vrouw languit in een hangmat lag en zei met een grijns: ‘the manager’. En jawel, nadat hij ons onze bungalow had laten zien en wij hadden gezegd dat we hem namen, moesten we aan haar, nog steeds heerlijk liggend in die hangmat, het bedrag voor de overnachting betalen. Ze stak haar arm uit en nam de briefjes in ontvangst. Enerzijds is dat natuurlijk een respectabele en wellicht zelfs benijdenswaardige levenswijze, anderzijds denk je later die middag, nadat je hebt geconstateerd dat het vreselijk stinkt op de badkamer, de wc-bril los op de pot ligt, het bungalowterrasje met prachtig zicht op de rivier smerige tegels heeft en de enige schone stoel op dat terrasje kapot is: maak er toch eens wat van! Het lijkt soms alsof men hier wel veel nieuwe leuke accommodaties bouwt, maar die algauw laat versloffen en niets bijhoudt. Eerder, in een ander Thais resort, lag de beheerder in een hangmat toen we aankwamen (en bleek daar de rest van de dag ook niet uit weg te slaan). Hij vertelde dat het resort door alle nieuwe concurrentie niet meer zo goed liep, en op onze vraag of dat niet jammer was, antwoordde hij dat zijn baas het vervelend vond maar hij niet, want hij hoefde nu minder te doen. Het verschil in arbeidsmoraal met het Westen is toch wel groot. Als we een keer een hotel hebben waar het echt schoon is en alles echt goed werkt, heeft dat een Europese eigenaar.

In de armere delen van Laos zie je de bevolking wel degelijk hard werken en lijkt het bestaan zwaar. Vooral vrouwen zie je veel met zware handarbeid bezig: wieden op het land, sjouwen met enorme bossen takken, eten roosteren achter kraampjes. Het lijkt alsof in Laos vooral vrouwen het werk doen, terwijl je de mannen vaak in groepjes geschaard om een tafeltje bier ziet drinken (ook dat is in Nederland uiteraard heel anders).

Aan de andere kant zijn de mensen hier vriendelijker, meer ontspannen, en wellicht ook gelukkiger dan in het Westen. We worden hier vaak alleen al vrolijk door de manier waarop we onderweg worden gegroet. Dus wie zal zeggen wat de beste levenswijze is?

Zaterdag 17 januari, van Khong Chi naar Pakse

Vandaag de grens overgegaan naar Laos. De visa kopen en stempels halen, ook weer een interessante ervaring. Doorgaans is het al onduidelijk aan welk loket je je dient te vervoegen, en bij deze grensovergang hadden de loketten een ondoorzichtige blauwe glasplaat met onder slechts een heel smal strookje doorzichtig glas plus een kleine opening, zodat wij van onze kant de beambten in het geheel niet konden zien (en ik had het idee de beambten ons ook niet, want ook zij keken met een scheef hoofd door dat strookje doorzichtig glas op, zeg maar kruishoogte). Ik liep dus maar op goed geluk naar een van de loketten om naar de formuliertjes te vragen die je altijd moet invullen (een zeer nutteloze bezigheid), en kreeg daar zomaar vier Poolse paspoorten toegestoken. Ik had er zo mee kunnen weglopen, maar keek toch maar om me heen waar de falang was voor wie ze mij aanzagen. Een Poolse jongeman kwam naar me toe en nam de paspoorten van hemzelf, zijn vrouw, zijn dochter van drie en zoontje van zeven maanden van me over (in zo’n reis moet je ook maar zin hebben, ze liftten met zijn vieren door Zuidoost-Azië, vertelde hij ons later). Wat onze eigen visa betrof: enige tijd later ging ik met de ingevulde formuliertjes, twee pasfoto’s, onze paspoorten en zeventig dollar naar een ander loket, schoof dat door de opening en hoorde als uit het niets een stem: ‘Go to six, at the backside.’ Bij loket 6 aan de achterkant heb ik eerst een tijd staan wachten, waagde toen maar eens een blik onder het loket door, zag een man die iets onverstaanbaars riep wat ik interpreteerde als ‘Niet zo ongeduldig’, en na nog een poos wachten kreeg ik onze van visastempels voorziene paspoorten weer toegeschoven (zonder verdere controle, ieder ander had ze kunnen meenemen). Ik weet niet welke neef van Kafka deze toestand heeft bedacht, maar hij heeft knap werk geleverd. De mensen waren overigens verder best vriendelijk.

Zo meteen gaan wij eten in een Italiaans restaurant dat door de Rough Guide en TripAdvisor wordt geroemd. Wij verheugen ons op weer eens een pasta met Italiaanse tomatensaus en parmazan.

Zondag 18 januari, van Pakse naar Champasak

Vandaag een korte tocht. Het is weer lekker warm. Nadat we zwetend zijn aangekomen en een hotelletje hebben gevonden, fietsen we naar het historische complex What Phu uit de gloriedagen van de Khmer-periode. Het lijkt op het complex bij Angkor Wat, maar dan kleiner en intiemer en waarschijnlijk nog wat ouder. Het heeft iets mystieks doordat het wat vervallen is en overgroeid met prachtige frangipanibomen, en in de nevel die ’s middags kwam opzetten werd het eigenlijk nog mooier.

Maandag 19 januari, van Champasak naar de Kingfisher Ecolodge

Opnieuw een korte tocht, na zo’n 20 km op de hoofdweg slaan we een onverharde weg door het secundaire oerwoud in waar we na nog eens 10 km aankomen bij de ecolodge. We luieren hier twee dagen met uitzicht op de grazende olifanten, en genieten van de Aziatische maar ook Italiaanse gerechten van eigenaar Massimo. ’s Nachts worden we af en toe gewekt door de kreten van de grote gekko in ons bungalowtje, een exemplaar van ruim 35 cm.

Woensdag 21 januari, van de Kingfisher ecolodge naar Don Khong

Vandaag weer een flinke etappe, zo’n 90 km, naar het grootste van de zogeheten 4000 eilanden, in een gebied van Laos waar de Mekong talloze zijarmen heeft. Het is weer echt fietsen door Laos: we worden veelvuldig enthousiast en uitbundig toegezwaaid door kinderen maar ook wel volwassenen, de kratten Beer Lao staan naast het kleinste winkeltje of restaurantje weer hoog opgestapeld, ongelooflijk breed beladen brommers leuren met hun kleding of zelfs matrassen in de dorpjes. Aan het eind van de fietstocht nemen we een privéveertje naar het eiland Don Khong. De schipper moet naast sturen ook flink hozen maar brengt ons toch veilig naar de overkant. We nemen onze intrek in de Mekong Inn, met een zeer vriendelijke Canadees-Laotiaanse eigenaar die naar ’s avonds blijkt ook een enthousiast beoefenaar van karaoke is met sommige van zijn gasten. Dat belet ons niet lekker te slapen na onze fietstocht, ventilator aan want het is broeierig warm.

Gelukkig Nieuwjaar allemaal

Het is een beetje aan de late kant, maar we zijn nog net op tijd om iedereen een voorspoedig, interessant en zorgeloos 2016 te wensen. Misschien is iemand benieuwd hoe wij oudjaar hebben doorgebracht. Wel, heel rustig. We hadden diverse ‘misschien-zien-we-elkaar-op-31-december-nog’-afspraken met andere reizigers die we op de ‘falang-trail’ (falang = blanke/westerling) in ZO-Azië hebben ontmoet. Uiteindelijk hadden we in een pizzeria afgesproken met het jonge (althans in onze ogen) Frans-Duitse stel dat we inmiddels al wel vijf keer zijn tegengekomen. Het werd een gezellige avond waarop onze disgenoten veel spraken over hun toekomstplannen, daar zij in februari na jarenlang reizen terug naar Frankrijk gaan en dan wordt het: werk zoeken, een woning vinden, kennismaken met de schoonfamilie, ‘maybe having kids’. Heel leuk om hen daarover te horen praten. Wij hadden wat minder plannen en voornemens te vertellen, afgezien van: diezelfde ontspanning die we hier ervaren naar huis meenemen, en de ‘100-cols-tocht’ eindelijk af fietsen. Na twaalven was er nauwelijks vuurwerk in Vang Vieng; wel werden er van die brandende lampionnen opgelaten (leuk gezicht) en barstte daarna de karaoke pas echt goed los (tot aan het ochtendgloren). Wij gingen vrij snel slapen omdat we ’s ochtends vroeg wilden vertrekken, en omdat Marianne snipverkouden was (en ik nu).

Het echte Laotiaanse Nieuwjaar mag dan in april met een meerdaags feest gevierd worden, maar dat weerhield de Laotianen er niet van 1 januari 2016 (kennelijk hier wel een vrije dag) te vieren met harde muziek dan wel karaoke, barbecues en vooral heel veel drank. Op onze fietstocht van die dag zagen we overal mensen bij elkaar zitten, in voortuinen, op erven, in bars en restaurantjes, zingend, etend en drinkend. Regelmatig werden wij met handgebaren en gezwaai met flessen drank genood erbij te komen zitten, maar wij hadden flink wat kilometers te gaan en wilden op tijd in ons resortje zijn (met de Saaie Mannen had dit een heel andere etappe kunnen worden). Ook wilde Marianne liever niet bij het karaokegebeuren gaan zitten, want men zingt hier vol overtuiging en uit volle borst, maar ongelooflijk vals. Hoe dan ook, we konden genieten van veel vrolijkheid onderweg en verkouden doorzetster Marianne lag – met 110 km in de benen – rond zeven uur niezend en snotterend en uitgeput in bed.

Hierna zijn we verder gefietst naar de Laotiaanse hoofdstad Vientiane, waar we een paar dagen gebleven zijn en diverse bezienswaardigheden hebben bezocht, waaronder diverse tempels, het nationale symbool de Wat Phu (een grote goudkleurige stoepa) en het nationaal historisch museum. Vergeleken bij dit museum, dat wat archeologische voorwerpen herbergt en verder vooral de glorieuze communistische revolutie, overwinning en toekomst bewierookt, is het Valkhofmuseum overigens een instelling van wereldformaat. Opvallend in Vientiane waren verder de pompeuze ministeries en bankgebouwen en dergelijke die hier, dankzij de mede door de Chinezen aangezwengelde economische activiteit, als paddenstoelen uit de grond schieten. Ook de vele (om zo te zeggen) PC-Hooft-tractors en luxe terrasjes staken wat schril af bij de armoede op het platteland in Laos (maar wijzelf zitten ook op die luxe terrasjes).

Inmiddels zijn we weer terug in Thailand. Aan weerszijden van de zogeheten Vriendschapsbrug tussen Laos en Thailand hebben we nog twee ‘Boeddhaparken’ bezocht, gemaakt door een twintigste-eeuwse kunstenaar met veel fantasie (foto’s volgen nog). Nu zitten we op het balkonnetje van onze guesthouse aan de Mekong, waar we het Thaise leven aan ons voorbij laten gaan: de jeugd knettert wat rond op brommers, de venters met hun eetkarretjes lopen langs, af en toe waait een vlaag karaoke voorbij. De schemering begint hier rond zes uur en een kwartier later is het dan al pikdonker, aan de overkant van de Mekong zie ik de Laotiaanse straatlantaarns over het wateroppervlak schijnen. We gaan iets te eten zoeken in een van de vele restaurantjes – hopelijk vinden we er een met een Engelstalige menukaart – en daarna, zoals het fietsers betaamt, vroeg naar bed. Morgen weer een fietsdag, en morgen middag is het vast alweer heel warm.

Slowboats and Sticky Rice

Slowboats and Sticky Rice

Fietsen in Laos, wat we nu alweer zo’n twee weken met onderbrekingen doen, is een belevenis. Er is veel lintbebouwing, de mensen wonen heel dicht aan de weg en een groot deel van hun leven speelt zich buiten af, zodat het wel lijkt alsof je door hun huiskamer fietst. Je ziet mensen die hun tanden poetsen of haren wassen, ouders die hun kroost ontluizen, groepjes vrouwen borduren, een dorpsvergadering, baby’s die gekoesterd en verzorgd worden. Overal scharrelen beesten rond: een knorrende zeug met biggetjes, wegstuivende kippen, een moederkloek met een zwerm piepende kuikentjes, slapende honden midden op de weg. En dan de talloze kinderen overal, die naar de straat rennen als ze je zien en dan zwaaien en ‘sabay di’ of nog vaker ‘ bye, bye’ roepen. Vooral de kleintjes zijn aandoenlijk. Als twee of drie van die snoetjes je met ernstige blik aankijken, naar je zwaaien met zo’n schattig heen en weer gaand kinderhandje en vol overtuiging ‘bye, bye’ zeggen, is je dag alweer goed.

Je verveelt je dus geen moment op de fiets, en we vervelen ons sowieso niet, al doen we lekker rustig aan en nemen we het tempo van het land over. Vertrekt de boot over de Mekong naar Pak Beng een uur of twee te laat, dan heet dat ‘ Lao time’, en je kletst wat met de medepassagiers, eet nog een hapje, geniet van het weer en wacht kalm af tot er weer wat gebeurt. Nog leuker was de tocht naar een dorpje dat alleen per boot bereikbaar is. Het heet Muang Ngoi, en er is een Nederlandse documentaire over de komst van het backpackersdom aldaar gemaakt – getiteld Banana Pancakes and the Children of Sticky Rice (www.uitzendinggemist.net/aflevering/328701/2doc.html) – om welke reden we er naartoe wilden, en ook wegens de schitterende ligging. We werden met vele backpackers (we waren zo’n twee keer zo oud dan de rest) in de smalle boot gestouwd, en ik zag een beetje op tegen de vier uur varen op het houten bankje met de benen zowat in de nek van degene tegenover je, maar het was geweldig. De boot gleed stroomafwaarts tussen de met oerwoud begroeide oevers, er heerste een jolige sfeer die nog toenam toen het begon te regenen, er een soort rolzeiltjes omlaag gingen en er in de knusse sfeer onmiddellijk ‘Party!!’ werd geroepen. De hilariteit nam nog toe toen iemand het ene touw waarmee onze fietsen op het dak waren vastgemaakt begon los te knopen in de veronderstelling dat daar nog een rolzeiltje aan vastzat en wij nogal paniekerig ‘ Stop, stop!’ riepen. Ondertussen hoorde je gesprekken om je heen in diverse talen en knoopten we zelf ook her en der een praatje aan. (Naast me zaten een Franse jongen en een Duits meisje die al anderhalf jaar samen reisden, zo vertelden ze, en het meisje was nog steeds zo aanhalig en blikte voortdurend zo verliefd naar de jongen dat ik bijna vreesde dat ze hem zo weg zou jagen als ze niet oppaste.)

Zulke onverwachte ervaringen zijn eigenlijk het mooist. Een jongetje dat ‘Oké, I love you!’ naar je roept en dan gauw kijkt of zijn vriendjes wel zien wat hij allemaal durft. Een kudde buffels die vlak voor de boot de rivier overzwemt, hun neuzen net boven de waterspiegel. Een plotseling kortstondig vergezicht als de lucht op een mistige dag even openbreekt. Een doorsteekje over de dijkjes tussen de rijstvelden en dan treintje spelen met het jonge zoontje van het Nederlandse gezin waarmee we zijn gaan wandelen en een geweldig gezellige dag samen hebben.

Kerst hebben we doorgebracht in Luang Prabang, de voormalige hoofdstad van Laos en waarschijnlijk de plaats met de meeste toeristen en dito voorzieningen van het land, maar waar het niettemin prettig toeven is en een zekere Laotiaanse atmosfeer behouden is gebleven. In restaurant Tamarind hebben we een kerstdiner genuttigd: een hors-d'oeuvre van Laotiaanse hapjes als gefrituurd rivierwier, gedroogde en gekruide buffelreepjes, en dipjes waar je balletjes kleefrijst in doopte; als hoofdgerecht kip in citroengras, in bananenblad gestoomde riviervis en geroerbakte pompoen; als nagerecht een soort rijstepap en gefrituurde gepofte rijst met tamarindesaus. Dat alles besproeid met helaas weinig drank want Ruuds maag was niet in orde.

Marianne is nu verkouden maar verder zijn we topfit. De afgelopen twee dagen hebben we forse karstheuvels overwonnen op weg naar de backpackers-hangout Vang Vieng, waar we oudjaar willen vieren. Zojuist hebben we heerlijk gebaad in een warmwaterbron, nu zitten we in de avondschemering aan tafel te wachten op onze pad thai, onder het genot van een biertje en in gezelschap van Karsten, een aardige Duitse fietser die we hebben ontmoet en die hier ook overnacht. En morgen wacht ons weer het onvergelijkelijke fietsgevoel. Buiten ontbijten met een bord gebakken rijst of een kom pho, vervolgens de tassen met je spullen aan de dragers hangen en dan fietsen we weer verder de wijde wereld in. Het gaat ons goed.